De studie als basis van de weg

vier-ebenen

Illustrerende tekening uit “De oriëntering en doelstelling uit de reinheid van de ziel”.

Doordat de beoefenaar, zoals in het citaat links beschreven, de verschillende ervaringstoestanden op een spirituele weg zelfstandig leert onderscheiden, werken dus de “hogere wezensdelen” van de mens (Ik en bewustzijn) vormgevend en organiserend op de lagere wezensdelen (leven, fysieke) .
De yogaweg wordt dus van “boven naar onder” begaan, en niet van “onder naar boven” zoals tegenwoordig bij de meeste esoterische wegen gebeurt.

“De yoga-arbeid vereist tegenwoordig, overeenkomstig met de toestand van de mentale zielsgesteldheid van het Avondland, in de eerste stadia een scheppende, vormende en actieve beweging uit het bewustzijn, die een vroegtijdig mystiek verzinken en zwijgen van de gedachten vermijdt. De activering van de ziel in haar bewegingsradius kan gebeuren in de vorm van het zich richten tot geestelijke studie-inhouden, tot bijzondere persoonlijkheden, tot de esthetiek van de oefenwijze of tot bepaalde filosofische vragen. Ze kan gebeuren in de vorm van een doelgericht zoeken naar inzicht met vergelijkingen, vragen en analyses of ze kan ook plaatsvinden in de vorm van een volmaakte inzet voor een levenswerk, voor een dienst, voor een kunstzinnig uitbeelden of een levenshervorming. Omdat het echter voor al deze doelen noodzakelijk is om het zelfzuchtige en egoïstische standpunt tot op zekere hoogte te overwinnen, mag aan de gehele yoga in deze zin en om die reden een eerste sociale en cultiverende betekenis toegekend worden.

Voor de yoga-activiteit is het tegenwoordig niet belangrijk op welke manier de methode, de interpretatie van de geschriften of de vorm van meditatie gekozen wordt, zij het op een stoel, in lotus of in afgelegen kloosters, in groep of alleen. Maar het is van doorslaggevende betekenis, dat vroegtijdige, contemplatieve vormen en eenzijdige ervaringen met spontane verlichtingen niet tot voortijdige waarheidspretenties leiden en dat vooreerst de individuele zelfkracht op een zo vrij mogelijk niveau van het overzicht komt. Het gevaar om in mystieke verzinkingen en in eenzijdige belevenissen met een ontbrekende ik-kracht en een identificatie met de ervaring naar binnen te duiken, is tegenwoordig heel groot. Het Oosten brengt hier voor het Westen een groot palet aan verleidingen met ondoorzichtige ervaringsvormen. Maar ook onafhankelijk van het Oosten bestaan deze verzoekingen op alle wegen. De mens kan zich door deze vroegtijdige ervaringen in schijnbelevenissen of in eenzijdig vanuit de organen teweeggebrachte levensomstandigheden begeven en ze met meditatie en een spirituele ervaring verwisselen. Daarom heeft de yoga tegenwoordig voor onze westerse cultuur een zorgvuldige studie nodig met een onderscheidingsvorming van de afzonderlijke energieën en belevenisvormen. Niet alleen de yogaleraar, maar ook de leerling moet de afzonderlijke ervaringstoestanden op de juiste manier leren herkennen zodat hij in onafhankelijkheid en vrijheid zijn weg zelfactief door het innerlijke willen, denken en voelen leert sturen. De yoga met lichaamsoefeningen en meditatie-ervaringen wordt tegelijkertijd tot een innerlijke en uiterlijke studieweg.”

Uit het boek: “Initiatorische Schulung in Arco: Band III Ein neuer Yogawille für ein integratives Bewustsein in Geist und Welt.”

img-trennlinie